‘Ik wilde altijd over grenzen heen kijken om nieuwe dingen te ontdekken. Het geluk vond ik in de wijde wereld, niet in Limburg, dat kende ik wel. Toen ik opgroeide in Roermond liep ik als meisje weg om naar de andere kant van de spoorlijn te kijken. Ik had het gevoel dat ik mijn vleugels niet kon uitslaan in Limburg, ik voelde me klein gehouden door de omgeving. ‘Dink dich maar nieks’, zeiden ze daar.
‘Ik was het ook eens met de vooroordelen en denkbeelden over mijn geboorteprovincie. Dat die gesloten was, naar binnen gericht en dat je er als buitenstaander nooit bij zou horen. Ik dacht: alles gebeurt in de randstad, in het buitenland, maar hier staat alles stil. Omdat ik zelf graag weg wilde, pasten die meningen mij goed.
‘Toen ik in 1984 vertrok uit Limburg en in Leiden Arabisch studeerde, bezocht ik mijn familie nog wel af en toe maar ik voelde weinig band meer met mijn geboortegrond. Ik vond het ook raar om nog Limburgs te spreken. Als ik een vriendje meenam naar Roermond vond ik het onbeleefd van mensen dat zij Limburgs met elkaar bleven spreken en hij dus niets kon verstaan. Als student was ik vastbesloten: ik laat Limburg voor altijd achter me.’